Op 15 juni 2016 heeft de Werkgroep Personenvennootschappen onder voorzitterschap van Prof. Van Olffen, het rapport Modernisering Personenvennootschappen gepresenteerd, dat een goed doordachte aanzet vormt voor een nieuwe wettelijke regeling voor de personenvennootschappen. Het voorstel zou bij implementatie een belangrijke positieve bijdrage aan de ondernemingsrechtelijke transactiepraktijk kunnen leveren.
Huidige regeling voldoet niet
De huidige wettelijke regeling is deels neergelegd in het BW en deels in het Wetboek van Koophandel. De wettekst is 178 jaar oud, is vrij summier en leunt sterk op aanvullingen uit de rechtspraak. Dit alles maakt de regeling moeilijk toegankelijk waardoor personenvennootschappen minder bruikbaar zijn dan gewenst. Bovendien heeft de huidige regeling te kampen met toegenomen concurrentie van de in 2012 (wel) succesvol gemoderniseerde regeling voor de B.V.
Al meer dan vijftig jaar worden er vergeefse pogingen ondernomen om de wettelijke regeling voor de personenvennootschappen te moderniseren. Dit meest recente initiatief zit enerzijds inhoudelijk goed in elkaar en komt anderzijds tegemoet aan kritiek die reden is geweest voor intrekking van het laatste voorstel. Er moet daarom rekening mee worden gehouden dat dit voorstel de basis voor een nieuwe wettelijke regeling voor de personenvennootschappen gaat vormen. Ik stip daarom hierna kort enkele voor de transactiepraktijk relevante aspecten aan.
Rechtspersoonlijkheid en aansprakelijkheid
Het voorstel voorziet in mogelijke rechtspersoonlijkheid van openbare personenvennootschappen, als gevolg waarvan de vennootschap zelf eigenaar wordt van de tot het gemeenschappelijk vermogen behorende goederen. Die rechtspersoonlijkheid neemt de aansprakelijkheid van de vennoten voor verbintenissen van de vennootschap overigens niet weg.
Opmerkelijk is overigens de wijze waarop de rechtspersoonlijkheid in het nieuwe voorstel ontstaat, te weten van rechtswege door inschrijving in het handelsregister, waarbij onder algemene titel het vennootschapsvermogen overgaat op de vennootschap. Deze benadering past enerzijds bij een eenvoudige en veel gebruikte rechtsvorm. Anderzijds komt de vraag op of de “poortwachterfunctie” van de notaris hier gemist kan worden. Wat is bijvoorbeeld de status van de eerder van rechtswege ontstane rechtspersoonlijkheid als achteraf blijkt van wils- of andere gebreken bij de totstandkoming van de vennootschapsovereenkomst?
Toe- en uittreding
Het nieuwe voorstel voorziet in een regeling voor de aansprakelijkheid van toe- en uittredende vennoten. Onder het huidige recht was de normering van dit leerstuk vrijwel geheel ontwikkeld in jurisprudentie, met de rechtsonzekerheid van dien. Het zou goed zijn als dit voor de praktijk zeer relevante onderwerp een wettelijke verankering krijgt.
Verder gaat het nieuwe voorstel er niet langer van uit dat de vennootschap ophoudt te bestaan bij het uittreden van een vennoot. Op dit moment wordt dit als onwenselijk ervaren aspect dikwijls gerepareerd door het afspreken van uitgebreide voortzettings- en vermogensbedingen, maar zij leidt bij minder goed gedocumenteerde samenwerkingsverbanden nog regelmatig tot onbedoelde complicaties bij uittredingen.
Bij personenvennootschappen die in het voorstel rechtspersoonlijkheid verkrijgen, zal de toe- en uittreding van vennoten nog eenvoudiger worden. Omdat de vennootschap als rechtspersoon eigenaar van het vennootschapsvermogen blijft, hoeven de vennoten het uittreden van een vennoot niet langer goederenrechtelijk, maar uitsluitend onderling financieel te regelen, waarmee de uittreding van een vennoot meer gelijkenissen gaat vertonen met de uitkoop van een aandeelhouder van een B.V.
Rechtsvormen
Anders dan het in 2011 gesneuvelde wetsvoorstel, handhaaft het voorstel van de Werkgroep Personenvennootschappen de bestaande rechtsvormen maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap. Hoewel het handhaven van het onderscheid vof / maatschap archaïsch kan worden genoemd, moet worden toegegeven dat het onderscheid in de praktijk weinig knelt. Daarnaast betekent het handhaven van de bestaande rechtsvormen dat bestaande personenvennootschappen bij invoering van dit voorstel niet zullen hoeven kiezen voor de ene of de andere nieuwe rechtsvorm, wat de kans op het opnieuw stranden van een nieuw wetsvoorstel waarschijnlijk verkleint.
Herstructurering
Het voorstel voorziet voorts in de mogelijkheid om een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid te laten fuseren of splitsen of deze om te zetten in een andere rechtsvorm, bijvoorbeeld in een B.V. Omgekeerd kan een kapitaalvennootschap ook vrij eenvoudig worden omgezet in een personenvennootschap. De regeling vertoont grote gelijkenissen met de corresponderende bepalingen voor Boek 2-rechtspersonen.
Het voorstel zou een aanmerkelijke flexibilisering ten opzichte van de huidige situatie betekenen en de bruikbaarheid van de personenvennootschap in allerhande ondernemingsrechtelijke (samenwerkings)transacties vergroten. Ook hier geldt de kanttekening dat het voorstel geen tussenkomst van een notaris vereist, met een verhoogde kans op totstandkomings- en andere gebreken tot gevolg.
Tot slot
De huidige regeling voor personenvennootschappen behoeft dringend modernisering. Het voorliggende voorstel van de Werkgroep Personenvennootschappen is daarvoor een uitstekende eerste aanzet waarvan de ontwikkeling door de transactiepraktijk met belangstelling zal worden gevolgd.