Dit voorjaar heeft niet alleen warmterecords gebroken. Ook in de fiscaliteit is de temperatuur inmiddels behoorlijk opgelopen! Dividendbelastingperikelen, multinationals, ‘techtax’, staatssteun. Niet vaak hebben belastingen het nieuws zo gedomineerd als dit voorjaar. Deze bijdrage focust op een voor de praktijk belangrijk thema, financiering en fiscaliteit. Want ook, of liever juist, op dit terrein hier gebeurt momenteel veel.
Eigen vermogen vs vreemd vermogen
Niet een nieuw maar wel een steeds terugkerend thema is de behandeling van de vergoeding op eigen en vreemd vermogen, waarbij de nadruk steeds meer is komen te liggen op het beperken van de fiscale prikkel om een (overname van een) onderneming met vreemd vermogen te financieren. Dit heeft in Nederland geleid tot een wildgroei aan maatregelen om rente-aftrek te beperken, denk aan het arm’s length beginsel (art. 8b), anti-winstdrainagebepalingen (art. 10a), de inmiddels vervangen thin capitalisation regel (art. 10d oud), excessieve deelnemingsfinanciering (art. 13L), overnamefinanciering en fiscale eenheid (art. 15ad) en zo zijn er nog meer. In dit verband is er goed en wat minder goed nieuws.
Een uitvloeisel van de kruistocht door de Europese Commissie tegen vermeende agressieve tax planning door multinationals is de Anti-Tax Avoidance Directive (ATAD). Een van de bepalingen van ATAD behelst de Europa brede introductie van een earningsstrippingregel. Kort gezegd houdt deze maatregel in dat rente nog slechts in aftrek komt tot een bedrag van 30% van EBITDA van de onderneming.
Ter geruststelling, het gaat hier om netto-rentelasten. Desalniettemin kan de introductie van de deze bepaling verstrekkende gevolgen hebben, met name in situaties waar sprake is van relatief hoge financieringsverplichtingen en lage EBITDA. Een regeling die geldt in heel Europa schept duidelijkheid. Dat is prettig. Maar om vooralsnog niet geheel duidelijke redenen heeft de Nederlandse overheid aangegeven de ATAD bepalingen strikt te implementeren en soms zelfs strikter dat de richtlijn zelf voor staat. Dat doet uiteraard weer afbreuk aan de eenduidigheid. Goed nieuws is wel dat met de implementatie van de earningsstrippingregel naar het zich laat aanzien de overige rente-aftrekbeperkingsmaatregelen, met uitzondering van de winstdrainagebepaling, zullen komen te vervallen. Dit tot grote opluchting van de praktijk.
Bronheffingen!
Een van de pijlers van het Nederlandse investeringsklimaat is de afwezigheid van bronheffing op door een Nederlandse vennootschap betaalde rente en royalties. Onder grote Europese druk van onze omringende landen (met een veel grotere thuismarkt) lijkt de Staatssecretaris nu bereidt om hier verandering in te brengen.
Het kabinet heeft aangegeven een einde te willen maken aan fiscaal gedreven financiële stromen naar laagbelaste en/of naar zogenoemde “blacklisted” landen.
Om belastingbesparende concernstructuren te ontmoedigen is nu het voornemen uitgesproken om in groepsrelaties een bronheffing in te voeren op betalingen aan groepsmaatschappijen gevestigd in een land met een laag statutair tarief of een land dat is opgenomen in de EU lijst van niet-coöperatieve landen. In het verlengde van dit voorstel zal een vergelijkbare maatregel ingevoerd worden voor uitkeringen van dividenden aan dergelijke landen. Het is enigszins merkwaardig dat (niet aftrekbare) dividendbetalingen hier over een kam worden geschoren met (aftrekbare) rente en royalty betalingen. Voor een dividend uitkering in een ondernemingsstructuur zou het vanuit Nederlandse optiek niet van belang moeten zijn dat daarover bij de ontvanger niet wordt geheven. Het is duidelijk dat Nederland niet langer wenst te worden gezien als de financiële facilitor die het tot op heden is geweest. Een duidelijke breuk met het verleden!
Niet voorbehouden aan de financieringspraktijk, wel relevant, de Mandatory Disclosure Richtlijn
Op 13 maart is in Europe overeenstemming bereikt over de Mandatory Disclosure Richtlijn. De richtlijn moet uiterlijk 1 januari 2020 zijn geïmplementeerd maar heeft dit jaar al directe gevolgen! Hoewel de eerste rapportage datum pas op 31 augustus 2020 ligt, moet vanaf deze zomer al worden bijgehouden welke adviezen voor rapportage in aanmerking komen. Ook voor de in-house functie is de richtlijn hoogst relevant want als er geen adviseur betrokken is of in situaties waar een adviseur niet hoeft te rapporteren omdat hij onder een verschoningsrecht valt of zich wellicht buiten de EU bevindt, dan valt de rapportageplicht op de belastingplichtige, uw organisatie.
Wat moet gerapporteerd worden? Feitelijk gaat het om betrokkenheid (ontwikkeling, uitvoering, promotie) van alle mogelijke agressieve tax planningsregelingen met een grensoverschrijdend element. Dat klinkt nogal ruim, end at is ook precies de bedoeling. Omdat het niet mogelijk is om alle vormen van mogelijke agressieve tax planning te specificeren, heeft de EC er voor gekozen om over te gaan tot het benoemen van een aantal kenmerken die een sterke indicatie geven dat sprake is van agressieve tax planning. Deze algemeen geformuleerde kenmerken zijn opgenomen in een bijlage bij het richtlijnvoorstel. De richtlijn voorziet in automatische gegevens uitwisseling tussen lidstaten. Door te rapporteren onder een ‘mandatory disclosure’ regime wordt volgens de EC niet alleen de druk op tussenpersonen, zoals belastingadviseurs, vergroot om zich te onthouden van betrokkenheid bij agressieve tax planningsstructuren, ook belastingplichtigen zouden er van worden weerhouden dergelijke structuren op te zetten wanneer gegevens automatisch worden uitgewisseld tussen lidstaten. Het is aan de lidstaten om strafmaatregelen te nemen in geval van non-compliance. Gezien de trend in Europa, denk aan de serieuze boetes onder de GDPR, zullen deze allicht niet mals zijn. Opletten dus!