Wet franchise: inhoud en implicaties voor de praktijk

Sinds 2018 bestaat het voornemen om franchise-specifieke regels op te nemen in het Burgerlijk Wetboek. Dat voornemen is nu geconcretiseerd met de Wet franchise, die per 1 januari 2021 in werking zal treden. Lees hieronder wat er in de Wet franchise staat en waar u alert op moet zijn.

Van zelfregulering naar dwingendrechtelijk regime
Na een mislukte poging de Nederlandse Franchise Code (zelfregulering) in de wet te verankeren, werd in december 2018 een voorontwerp van de Wet franchise gepubliceerd. In januari 2019 volgde een internetconsultatie. Een groot aantal franchisegevers, franchisenemers, franchiseverenigingen en multinationals brachten reacties in. In december 2019 bracht de Raad van State advies uit over een aangepaste versie van het wetsvoorstel. De Raad van State adviseerde overwegend positief. Er werd beaamd dat de regeling over (i) precontractuele informatie-uitwisseling, (ii) tussentijdse wijziging van de lopende franchiseovereenkomst, (iii) beëindiging van de franchiseovereenkomst en (iv) het overleg tussen partijen belangrijk zijn voor evenwichtige verhoudingen. Het voorontwerp werd daarop aangepast en aan de Tweede Kamer aangeboden. Het advies van de Raad van State is niet op alle punten opgevolgd. Wijzigingen zijn doorgevoerd ten aanzien van precontractuele informatieverplichtingen, de goodwillbepaling en het instemmingsvereiste.

Al met al is de Wet franchise (inclusief twee amendementen) met verrassende snelheid door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen en zal reeds per 1 januari 2021 van kracht zijn.

Inhoud van de Wet Franchise

De Wet franchise introduceert onder meer de volgende franchise-specifieke regels:

(a) Precontractuele informatieverplichtingen en afkoelingsperiode
De franchisegever en franchisenemer moeten elkaar vier weken voor het sluiten van de franchiseovereenkomst informeren over hun financiële positie. Daarnaast moet de franchisegever onder meer informatie verstrekken over de door de franchisenemer te betalen financiële bijdragen en investeringen. Er is echter geen verplichting tot het verstrekken van een (omzet)prognose. Binnen voornoemde termijn mag de franchisegever geen franchiseovereenkomst met de aspirant-franchisenemer sluiten en het ontwerp van de franchiseovereenkomst niet wijzigen. Daarnaast mag de franchisenemer niet worden verplicht om investeringen- en betalingen te doen.

(b) ‘Goed Franchisegever-’ en ‘Goed Franchisenemerschap’
Partijen moeten zich gedragen als ‘goed franchisegever’ en ‘goed franchisenemer’. Wat precies van beide partijen wordt geëist, hangt van verschillende factoren af, zoals van het type franchiseformule, de branche en de grootte van de franchiseketen.

(c) Bijstand, commerciële ondersteuning en informatieverplichtingen
De franchisegever moet de franchisenemer bijstand en commerciële en technische ondersteuning verlenen die redelijkerwijs mag worden verwacht in relatie tot de aard en de strekking van de franchiseformule. Daarnaast moet tijdig informatie worden verstrekt over voorgenomen wijzigingen in de franchiseovereenkomst en verlangde investeringen.

(d) Goodwill
Een andere belangrijke verplichting is dat in de franchiseovereenkomst moet worden opgenomen of er goodwill aanwezig is in de onderneming van de franchisenemer. Indien de franchisegever bij beëindiging van de franchiseovereenkomst de betreffende franchiseonderneming overneemt om deze (tijdelijk) zelfstandig voort te zetten of over te dragen aan een derde, moet uit de franchiseovereenkomst blijken op welke wijze de goodwill wordt vergoed die redelijkerwijs aan de franchisenemer is toe te rekenen.

(e) Non-concurrentiebeding
Een non-concurrentiebeding is slechts geldig indien dit beding schriftelijk vastgelegd is, onmisbaar is de overgedragen knowhow van de franchiseformule te beschermen, beperkt is tot één jaar na het einde van de franchiseovereenkomst en de geografische reikwijdte niet ruimer is dan het gebied waarbinnen de franchisenemer de franchiseformule heeft geëxploiteerd.

(f) Overleg en instemmingsvereiste
Voor het doorvoeren van wijzigingen in de franchiseformule of het opereren van een ‘afgeleide formule’ heeft de franchisegever onder bepaalde omstandigheden voorafgaande instemming nodig van een meerderheid van de in Nederland gevestigde franchisenemers of van elk van de in Nederland gevestigde franchisenemers die door de wijziging geraakt worden. In de franchiseovereenkomst kan een drempelwaarde worden opgenomen, waarmee kan worden voorkomen dat voorafgaande instemming vereist is. De drempel mag echter niet te hoog zijn.

Wat betekent dit voor de praktijk?

Voor franchiseovereenkomsten die reeds zijn gesloten vóór 1 januari 2021 geldt ten aanzien van de artikelen over goodwill (en non-complete) en het instemmingsvereiste een overgangsperiode van twee jaar. Ten aanzien van in Nederland gevestigde franchisenemers geldt bovendien dat niet nadele van de franchisenemers mag worden afgeweken van de Wet franchise.

Voor Nederlandse en internationaal opererende franchiseondernemingen betekent dit dat zij contracten met Nederlandse franchisenemers zullen moeten nagaan op compliance met de Wet franchise. Daarnaast zullen bedrijven alert moeten blijven op de vele (toekomstige) ontwikkelingen en nieuwe regels in het mededingingsrecht en consumentenrecht, die het algemene kader voor contracteren beïnvloeden. Ook andere factoren, zoals de COVID-19 crisis, digitalisering en trends als ‘groen ondernemen’ beïnvloeden het ondernemingslandschap en eisen dat bedrijven snelle, innovatieve, uniforme en doortastende oplossingen vinden (bijvoorbeeld online verkoop en herinrichting van distributiestelsel). Dit kan worden bemoeilijkt door het hierboven genoemde instemmingsvereiste. Als gevolg van deze ontwikkelingen zullen zowel franchisegevers als franchisenemers de mouwen moeten opstropen. Er moet met elkaar worden gezocht naar mogelijkheden om snel mee te kunnen bewegen met marktontwikkelingen om zo competitief te blijven en de franchiseformule staande te houden.

Over de auteur(s)

Martine de Koning
Martine leidt zaken die betrekking hebben op misbruik van machtsposities, verticale afspraken en technologieoverdracht. Martine adviseert en behandelt geschillen over koppelverkoop, prijsstelling, kortingen, merk- en octrooilicenties en knowhow. Met haar levenslange focus op de fashion- en retailsector treedt zij op voor haar cliënten op het gebied van beperkingen internetverkoop, beperkingen platforms van derden, geoblokkering, dynamische prijszetting, duale distributie, horizontale en verticale delen van data, loyaliteitsprogramma’s en big data.
Jelle Blom
Jelle adviseert en procedeert over commerciële contracten en geschillen op het gebied van distributie, franchise en agentuur. Zijn praktijk is gericht op het omgaan met complexe (en meerdere jurisdicties omvattende) overeenkomsten en algemene voorwaarden. Verder adviseert hij cliënten over uitbesteding, opslag, logistiek, productconformiteit, e-commerce en omnichannel.